Nederlands trekpaard
Kennisbank van Vereniging Eigen Paard
Kennisbank van Vereniging Eigen Paard
Het Nederlandse trekpaard is evenals het Belgische een raszuiver paard, dat wil zeggen dat er sinds de oprichting van de stamboekverenigingen in Nederland 1914 en in België 1886 geen kruising met andere rassen meer heeft plaatsgevonden.
Wil men dus het type wat veranderen of bijstellen dan zal men dat moeten doen door kruisingen binnen het eigen ras te realiseren. Binnen dit trekpaardenras is België het moederland. De erkende na-fokgebieden bestaan uit: Denemarken, Frankrijk, Nederland en het Ardennerstamboek. Men zal dus moeten trachten om paringen tot stand te brengen en selecties door te voeren die een beoogd doel kunnen bereiken.
In het trekpaardenras komen de volgende kleuren voor: bruin, zwart, vos, bruinschimmel, zwartschimmel, vosschimmel en appelschimmel.
Een appelschimmel komt zelden voor binnen het ras. Ze worden als veulen vaak erg donker (zwart) geboren en veranderen met de voortgang van hun levensjaren, om tenslotte in wit te eindigen. Alle aftekeningen op hoofd en benen zijn toegestaan.
De schofthoogte, ook wel de stokmaat genoemd, wordt bij inschrijving in het stamboek vastgesteld. In de evolutie van ons trekpaard is die maat aan schommelingen onderhevig geweest. Men kan stellen dat de tegenwoordig nagestreefde maat bij de merries tussen de 1.63m. en 1.68m. ligt. Bij hengsten liggen de gemiddelden tussen de 1.66m. en 1.72m.
Trekpaardmerries kleiner dan 1.55m.worden niet in het stamboek ingeschreven.
Er zal naar gestreefd worden dat de stokmaat niet boven de 1.80m. uitkomt.
Het gebruiksdoel van het huidige trekpaard
Zoals uit de naam al blijkt is het paard decennia gefokt om zware lasten te trekken. Dat doel is thans grotendeels verdwenen, hetgeen geenszins wil zeggen dat het trekpaard nergens meer voor gebruikt wordt. B.v. voor sleepwerk, in wedstrijdaanspanningen en voor het recreatieve gebruik. Een trekpaard dient sober en handig in het gebruik te zijn, met een attent doch rustig en betrouwbaar karakter. Het moet gewillig en trekvast zijn, maar mag anderzijds best over wat temperament beschikken en vlot zijn in het werk. Daarnaast zijn trekkracht en uithoudingsvermogen belangrijke aspecten.
Wat prefereert men bij het huidige trekpaard: het vierkante model of het rechthoekige model?
Bij de merries is dat duidelijk het rechthoek model, er mag wat rek op een merrie zitten, voor de ruimte van het veulen. Een mooi snit en lange lijnen worden gewaardeerd.
Bij hengsten ligt dat toch duidelijk iets anders, die hebben vaak een langere schouder en een kortere rug, zodat ze meer in het vierkantmodel lijken te staan. Toch streeft men er ook bij de hengsten naar om een wat rechthoekiger model de voorkeur te geven boven de al te korte en daardoor vaak wat beknopte hengsten. Zowel hengsten als merries dienen opwaarts gebouwd te zijn.
Verschil in bouw tussen hengsten en merries
Hengsten zijn forser gebouwd dan merries, hebben over het algemeen meer formaat en bespiering, daarnaast zijn ze zwaarder gebeend en mogen een wat sierlijk gebogen hals hebben. In bewegingen wordt gewenst dat ze veel front tonen. Van goede vaderpaarden wordt verwacht dat ze over macht en kwaliteit beschikken, zodat ze de mogelijkheid hebben om wat weg te geven.
Merries zijn over het algemeen langer gelijnd en chiquer gebouwd, zijn minder zwaar in de voorhand en hebben een wat lichtere hals, toch dient een merrie ook wel massaal te zijn. Ook hier moet het beenwerk goed bespierd en hard zijn, al zal het wat minder grof zijn dan bij de hengsten. Bij de merries ziet men graag soepele en actievolle bewegingen.
De exterieuromschrijving van ons trekpaard
Type
Het belangrijkste van het trekpaard is dat het macht en een kolossale uitstraling heeft.
Een hengst moet voornamelijk een mannelijk
voorkomen hebben en een merrie bovenal een vrouwelijke uitstraling.
Vloeiende overgangen, lange lijnen en de mooie verhoudingen spelen een grote rol. Ook een sprekend hoofd dat adel en uitstraling heeft, behoort tot de typische kenmerken van het ras.
Hoofd-Hals
Het hoofd van het paard is vaak het visitekaartje voor de verdere lichaamsbouw. Men ziet graag een hoofd dat in verhouding staat tot de verdere lichaamsbouw van het paard. Men prefereert een klein hoofd dat adel uitstraalt boven een zwaar en grof hoofd.Voldoende breedte tussen de ogen is gewenst met een sprekend oog en kleine spitse oren. Van terzijde moet men een recht profiel hebben, waarbij men een klein deukje prefereert boven een gebogen neusbeen (ramshoofd). De kaken dienen niet smal te zijn, maar wat gebogen met voldoende tussenruimte.
De hals moet niet te kort zijn en moet toch goed bespierd zijn. De hals mag niet te diep uit de borst komen en mag bij een hengst best wat gebogen zijn, bij een merrie wordt een minder gebogen, maar sierlijk gedragen hals zeker gewaardeerd. Wanneer nek en hals te kort zijn maakt het paard in draf minder front en wordt het hoofd minder fier gedragen. Zeker als de nek te kort is zal het paard in het gebruik meer moeite hebben met de wendingen en het afbuigen.
Voorhand
Hieronder verstaat men de schoft, de schouders, de bovenarm en de borst. De schoft ziet men graag lang en breed, de schouders moeten lang zijn en schuin naar achteren liggen. Een lange, schuine schouder zorgt ervoor dat de voorbenen gemakkelijk en ruim kunnen bewegen. De bovenarm dient fors ontwikkeld te zijn. De borst dient wel goed gespierd te zijn, maar zeker niet te breed, de voorbenen dienen frontaal onder de massa te staan en niet er naast.
Het middenstuk
De rug en de lendenen van een merrie mogen wel wat langer zijn dan die van een hengst. Overigens dient het lijnenverloop van schoft naar rug, lendenen en kruis vloeiend te verlopen. De rug mag niet te laag te zijn en de lendenen niet opgebogen (karperrug). Rug en lendenen dienen goed bespierd te
zijn omdat van daaruit de kracht van het gebruik van de achterhand moet komen. Men ziet graag lange en goed gewelfde ribben, want hierin moet veel ruimte zijn voor de longen, die het uithoudingsvermogen van het paard mede helpen bepalen. De buik moet voldoende volume vertonen, zeker bij een merrie, omdat daar ruimte moet zijn voor een veulentje. Daarnaast moet ze ruim baan bieden aan het spijsverteringsstelsel om zo een goede ruwvoederopname mogelijk te maken.
De achterhand
Het kruis dient lang en breed te zijn, maar zeker niet hoekig. Een iets hellende achterhand is geen bezwaar, maar een plat kruis daarentegen ziet men minder graag.Een hengst zal een iets minder gespleten en breed kruis hebben dan een merrie. De broek is zwaar en stevig gespierd een kenmerk van het trekpaard. Men wenst zeker niet een te hoog ingeplante maar wel mooi
getoiletteerde en uitgedunde staart.
Voorbenen
De onderarm dient zwaar gespierd en breed te zijn, het pijpbeen dient een
goede uitdrukking te hebben, maar vooral hard te zijn. Het knie- en kogelgewricht dienen goed geprononceerd te zijn. De kootstelling dient voldoende lengte te hebben voor een soepele en veerkrachtige beweging, maar moet bovenal droog zijn. Een ruime kroonrand met blokken van voeten eronder is een pluspunt. Overigens dienen de voeten ook een goede kwaliteit te hebben en moeten de verzenen voldoende lang zijn. De standen dienen correct te zijn. In de jeugd is een lichte franse stand en stap geen bezwaar, tot ongeveer 18 maanden kan men door vakkundig te bekappen de stand licht corrigeren.
Incorrecte en te franse stand dient te worden vermeden.
Een hol of onderstandig voorbeen wordt als negatief ervaren, evenals een bokbenige stand.
Achterbenen
De schenkel moet breed zijn, waarin de spieren fors en duidelijk zichtbaar zijn. Om het kniegewricht dienen sterke spieren te zitten, zodat het goed gesloten gebruikt wordt. De spronggewrichten moeten lang, droog en plat zijn, maar mogen zeker niet te laag geplaatst zijn en absoluut geen ophoping van vocht (spat) bevatten. Ook in het achterbeen moet het pijpbeen goed ontwikkeld en hard zijn. De kogelgewrichten dienen goed zichtbaar en ruim ontwikkeld te zijn.
Soepele en voldoende lange koten worden ook hier weer gewaardeerd. Sabelbenen, een koehakkige stand en een wat open hielbeen zijn niet gewenst. Een mooi gehoekt achterbeen wordt als een pluspunt en een piephak als een schoonheidsfoutje ervaren.
Hardheid beenwerk
Op dit moment is de houdbaarheid van het beenwerk bij onze trekpaarden een eerste punt van zorg. Als jonge paarden al dikhuidige benen hebben en daarbij veel huidplooien vertonen, wil
dat vaak zeggen dat het beenwerk op latere leeftijd te vroeg versleten is of mok gaat vertonen. Ook op de voorpijp ziet men niet graag overtollig veel beharing, vaak gaat dit zich op den duur ook wreken. Overvloedig veel haar aan de benen geeft veel onderhoud. Kan men de huid gemakkelijk over het pijpbeen bewegen, wil dat zeggen dat er zich weinig ongewenst of te veel weefsel bevindt tussen de huid en het bot. Hardheid van het beenwerk is een eerste vereiste voor de duurzaamheid van het trekpaard.
Correctheid in bewegingen
In stap en draf dient het voorbeen correct en vlot gebruikt te worden. Toontredende of franse bewegingen zijn minpunten evenals een boegig gebruik van het voorbeen. Een krachtige stap wil o.a. zeggen dat het paard bij gebruik de benen goed optilt.
De achterbenen moeten zowel in stap als in draf goed ondergebracht worden. Een goed trekpaard moet met de achterbenen over de voorbenen heen stappen. Biljarderen (open in stap) is een fout. Worden de hielen in bewegingen iets naar elkaar toe gericht gebruikt dan wordt dat niet als negatief ervaren.
Ruimte in beweging
De draf dient met veel houding en veerkracht gebracht te worden. Kracht en veel actie in bewegingen zijn typische kenmerken van het trekpaard. Veerkracht en oprichting moet getoond worden in de beweging, met een zweefmoment waarbij de gewrichten optimaal gebuikt moeten worden.Goed bewegen doet een paard niet alleen met zijn benen, maar het gebruikt daarbij al zijn lichaamspieren als een ware atleet.
Groepsbeoordelingen
Vierspannen
Het belangrijkste onderdeel bij de vierspannen is uiteraard uniformiteit. Een lot moet over een eenheid beschikken in kleur, maat, formaat en type. Ook in bewegingen dienen ze zich regelmatig en als een blok te presenteren. De individuele kwaliteit van de paarden kan eveneens een voordeel opleveren.
Fokgroepen
Hier dient uiteraard naar de uniformiteit van het geheel en de
individuele kwaliteit van de paarden gekeken te worden. met uniformiteit wordt ook hier bedoeld, de eenheid in kleur, maat en type. Minimaal aantal paarden is 3, deze hoeven niet meer in het bezit van de fokker te zijn. Hier mogen zowel hengsten als merries aan mee doen en de individuele kwaliteit én uniformiteit van het geheel zal hier doorslaggevend zijn.
Stalgroepen
Hier dient eveneens een minimaal aantal paarden van 3, echter het is niet noodzakelijk dat de paarden bij de eigenaar geboren zijn. De individuele kwaliteit van de paarden is hierbij veruit het belangrijkste, de uniformiteit weegt bij stalgroepen minder zwaar, maar kan wel een voordeel opleveren bij de beoordeling hiervan.
Hengsten met afstammelingen
Minimaal aantal te tonen paarden is 5 nakomelingen onafhankelijk of dit mannelijke of vrouwelijke afstammelingen zijn.
Het gaat er in deze rubriek om dat de hengst die de beste groep afstammelingen toont, wint. Dat kwaliteit mag zegevieren. Toch is het ook van belang dat een hengst zich sterk vererft d.w.z.dat men in de nakomelingen dezelfde sterke eigenschappen terugvindt die de hengst ook kenmerkt. De kwaliteit van de afstammelingen en tot op bepaalde hoogte de kwaliteit van de hengst, zal hier op de eerste plaats worden beoordeeld. De uniformiteit is van minder belang, maar is wel een extra voordeel. Men zal tegenwoordig bijzondere aandacht moeten schenken bij zowel de vader als de nakomelingen aan de duurzaamheid van het beenwerk, hier zal echter wel degelijk rekening worden gehouden met de leeftijd van de hengst.
Beoordeling van de nakomelingen dient op stand en in beweging (groepsverband) te gebeuren.
Merries met afstammelingen
Minimaal aantal te tonen nakomelingen is 3 stuks. De individuele kwaliteit van de nakomelingen is hierbij het belangrijkste aspect m.b.t. de beoordeling van deze rubriek. Uniformiteit is de groep nakomelingen is een extra bijkomend voordeel. Beoordeling van de merrie en nakomelingen dient op stand en in beweging (groepsverband) te gebeuren.
Bron: Koninklijke Vereniging “Het Nederlandse Trekpaard en De Haflinger”