Draftsport
Kennisbank van Vereniging Eigen Paard
Kennisbank van Vereniging Eigen Paard
Bij de drafsport gaat het om snelheid. Het paard loopt hierbij voor een sulky, een lichte tweewielige kar. Tussen beide wielen is een zitting geplaatst voor de pikeur. Voor de drafsport worden dravers gebruikt. Deze paarden zijn speciaal voor deze sport gefokt. De paarden moeten voor de sulky zo hard mogelijk en zuiver draven, de snelste aanspanning wint.
De paarden mogen niet overgaan in galop, telgang of een onzuivere draf. Gebeurt dit wel dan wordt de combinatie gediskwalificeerd.
De geschiedenis
Het draven met paarden is al eeuwen oud, niet alleen in Europa, maar ook in Noord-Amerika. In Nederland hebben de jaarmarkten met name de harddraverijen gestimuleerd. Tijdens deze draverijen moesten de paarden telkens twee aan twee tegen elkaar draven over een recht stuk weg van ongeveer 300 meter. Dit was het begin van de kortebaandraverijen, zoals we die tegenwoordig nog steeds kennen.
Tijdens de wedstrijden werd er gestreden om prijs en premie, waarbij de prijzen meestal bestonden uit fraaie, vaak met zilver bewerkte, gebruiksvoorwerpen, zoals tabakspotten en theeserviezen. Voor de belangrijke draverijen werd een zilveren zweep als prijs beschikbaar gesteld, later zelfs een gouden zweep.
De Hollandse Harddraver stond in de 16e, 17e en 18e eeuw bekend om zijn natuurlijke draf en was daarom zeer gewild in vele Europese landen. Vroeger werd in veel plaatsen een kortebaandraverij georganiseerd. In die tijd werden de paarden nog bereden. Men gebruikte hiervoor een dekentje. Destijds bestonden er nog geen stijgbeugels, laat staan zadels. Paarden werden toen ook nog niet speciaal op snelheid gefokt. De talenten van een paard werden bij toeval ontdekt en ingezet op draverijen. Wanneer dit succesvol verliep werd een paard vaker of zelfs fulltime ingezet als draver. Zo kwam het voor dat boerenpaarden veranderden in harddravers.
Tot de tweede helft van de 19e eeuw werden de dravers nog bereden. Dit wordt ook wel bereden draverij of ‘monte’-draverij genoemd. Deze draverijen zijn in Frankrijk nog zeer populair. In de rest van Europa (waaronder Nederland) krijgt deze manier van draven opnieuw meer belangstelling. In de tweede helft van de 19e eeuw werd grotendeels overgeschakeld op de aangespannen draverij. Hierbij zit de pikeur achter het paard op een sulky. In die tijd zijn ook de langebaandraverijen ontstaan. In 1844 werd de eerste langebaandraverijen georganiseerd en de eerste draf- en renbanen aangelegd.
Tegenwoordig worden de races gereden op de daarvoor aangelegde draf-/renbanen. Er zijn in Nederland vier grote banen: in Groningen, Wolvega, Den Haag (Duindigt) en Alkmaar. De meeste professionele wedstrijden (waar gewed kan worden) worden in Wolvega en op Duindigt gehouden. Ook is er in Nederland nog een aantal recreatieve banen.
Bron: NDR