Springen
Kennisbank van Vereniging Eigen Paard
Kennisbank van Vereniging Eigen Paard
De eerste springwedstrijden ontstonden in de tweede helft van de 19e eeuw. De grondlegger van het springen is Frederico Caprilli, die ook de ‘verlichte zit’ introduceerde. Het paard wordt hierbij zo min mogelijk gehinderd tijdens de sprong. Belangrijke eisen aan een springpaard zijn kracht, balans en snelheid maar ook wendbaarheid, behendigheid en soepelheid.
Bij een springwedstrijd moeten paard en ruiter een parcours afleggen waarin tussen de 10 en 13 verschillende hindernissen zijn opgesteld die in een vooraf bepaalde volgorde gesprongen moeten worden. Het doel is om dit parcours te springen zonder fouten te maken. Als er bijvoorbeeld een deel van de hindernis omver wordt gegooid (zoals een balk) of het paard weigert, dan worden er strafpunten berekend. Het parcours moet bovendien in een vastgestelde maximumtijd worden gesprongen. De ruiter met de minste strafpunten wint. Bij meerdere foutloze ruiters moet er een barrage worden gehouden. Hierbij worden een aantal hindernissen nogmaals gesprongen. De combinatie met de snelste tijd en de minste strafpunten heeft gewonnen.