Stand
Kennisbank van Vereniging Eigen Paard
Kennisbank van Vereniging Eigen Paard
Een stand is een ruimte die aan maximaal drie zijden is voorzien van een afscheiding bestaande uit een balk, schot of (deels) dichte wand. Een stand is bedoeld voor huisvesting van één aangebonden paard, die niet in staat is een ander paard te bijten of te trappen.
Het paard kan in een stand dus niet draaien, vrij bewegen of languit liggen. Een stand is daardoor niet geschikt voor langdurige stalling, maar kan wel gebruikt worden op plaatsen waar paarden maar tijdelijk vast hoeven te staan, zoals bij een rijvereniging. Een stand vereist ook meer arbeid dan een box omdat de voerbak moeilijker te bereiken is en de stand vaker uitgemest moet worden. Het voordeel van een stand is dat het minder ruimte in beslag neemt.
Stands, waarin paarden permanent aangebonden worden gehouden, worden per 1 januari 2017 verboden. Paarden die voor korte tijd worden aangebonden met als doel hoefverzorging, het verrichten van medische handelingen, tijdens transport of tijdens pauze bij (buiten)ritten, lessen en evenementen/wedstrijden worden in het voorgaande niet meegenomen.
Afmeting
Paard: standlengte 3 m, standbreedte 1,50 – 1,70 m (afhankelijk van de stokmaat van het paard).
Pony: standlengte 2,50 m, standbreedte 1,25 – 1,50 m afhankelijk van de stokmaat van de pony).
Afscheiding
Bij een open afscheiding wordt vaak gebruik gemaakt van een latierboom, hoogte: 0,80 m. De latierboom moet flexibel worden bevestigd met een veiligheidssluiting of met een touw dat gemakkelijk door te snijden is. Bij een dichte afscheiding moet de hoogte voor 2,25 m zijn, en de hoogte achter 1,60 m. Bij een halfdichte afscheiding een dichte wand tot 1,60 m hoogte en daarboven traliewerk van 0,65 m.
Voer- en watervoorzieningen stand
Paard: hoogte bovenkant voerbak en drinkbak: 1,20 m.
Pony: hoogte bovenkant voerbak: 0,7 * de stokmaat. Hoogte bovenkant drinkbak 0,6 * de stokmaat.
Diepte van de voerbak: 25 – 30 cm.
Wanneer altijd dezelfde paarden naast elkaar staan en de afscheiding het mogelijk maakt, kan volstaan worden met één drinkbak per twee stands. De voorkeur gaat uit naar één drinkbak per stand.
Voer- en mestgang bij stands
De breedte van de voer- en mestgang bij gebruik van stands moet minimaal 3 m zijn.
Vastzetsysteem stands
Het paard kan op twee manieren worden vastgezet. De ene manier is door middel van twee touwen aan beide zijden. Bij dit systeem moeten de touwen bevestigd worden aan de zijkanten van de stand en aan de zijringen van het halster. Het paard kan ook aan één touw vastgezet worden aan de voorzijde van de stand. Het paard wordt vastgezet aan een halster, het moet zich niet om kunnen draaien of een buurpaard lastig kunnen vallen. Het touw moet zo lang zijn dat het paard de grond en zichzelf helemaal kan bereiken. Het touw wordt bevestigd door een ring en aan het uiteinde van het touw moet een klos bevestigd worden. Deze klos fungeert als contragewicht en zorgt ervoor dat het touw strak blijft en het paard vast blijft staan. De klos moet daarom ook groot genoeg zijn om niet door de ring te kunnen. Het gewicht mag uiteraard niet zo groot zijn dat het paard er hinder van heeft. De ring moet aan de voorzijde ter hoogte van de onderkant van de voerbak bevestigd worden.
Voor het vastzetten van het paard kan het beste een touw worden gebruikt. Een ketting wordt afgeraden omdat dit veel lawaai maakt. Wanneer een paard het touw doorbijt kun je een gedraaide ketting bekleed met kunststof gebruiken. Een leren riem is ook een goede oplossing.
Vloer
De vloer in de stal dient vloeistofdicht te zijn. Volgens de wet bodembescherming mag er namelijk niets naar de bodem lopen. De vloer moet een afschot hebben van 20 mm per meter naar de achter de stand lopende giergoot. De giergoot kan open zijn, iets hol gelegd met een diepte van ongeveer 50 mm. In de lengte van de giergoot wordt per 2 – 4 stands een emmerputje aangebracht voor het opvangen van bezinksel. Een diepere goot wordt afgedekt met zware, geperforeerde, gewapende betontegels. De breedte van de goot bedraagt 250 – 300 mm.
De voorkeur gaat uit naar een klinkervloer op een betonwerkvloer. Deze moet gelegd worden met de lange voegen in de richting van het afschot. Paarden hebben op een klinkervloer voldoende grip. Een iets ruw afgewerkte betonvloer kan ook, maar houdt het strooisel minder goed vast dan een klinkervloer. Bij onbeslagen paarden die veel krabben, kan een stalmat gelegd worden. De stands worden bij voorkeur gestrooid met tarwestro.